Wat wij doen |
Collecties |
Regiobranding |
Contact |
Social Media |
Elevate your ideas
© 2024 InnovationQuarter
De rebel en de verbinder. Oprichter Rob en zoon Stijn Baan van hightech-teler Koppert Cress geven speciaal voor InnovationQuarter een duo-interview. Want hoe is het om met een vader samen te werken die voortdurend het podium zoekt? We spreken elkaar in Enkhuizen bij Rob Baan thuis. Over Stijns jeugd, het halveren van de veestapel en ‘geile gewassen’. (En nee, dat is niet wat u denkt.) We bespreken hoeveel pijn het doet als je als Agrarisch Ondernemer van het Jaar ineens 19 van je mensen moet ontslaan. En waarom Koppert Cress het als haar taak ziet om startups vooruit te helpen, en te introduceren bij andere bedrijven. “Want geld proberen te verdienen aan startups, dat is gewoon gênant. We moeten als sector sámen vooruit.”
“Die snotneus was nog nooit in een kas geweest. Nou, dan moet je je mening voor je houden.” Zodra zijn vader is uitgesproken draait Stijn zijn hoofd naar mij en grijnst. “Om maar direct het verschil tussen ons duidelijk te maken.” Stijn Baan was namens de glastuinbouw in gesprek gegaan met een journalist die negatief over de sector had geschreven. Van belangrijke namen uit de tuinbouw had hij complimenten gekregen voor het gesprek. Wat heb je het rustig en goed uitgelegd, vonden ze. “En toen ik thuis kwam, zei Rob: je had hem over tafel moeten trekken.” Rob en Stijn Baan zijn vader en zoon, oprichter respectievelijk MT-lid bij hightech-teler Koppert Cress. Zelfde dromen, andere inborst. Rob is de rebel, Stijn de verbinder, Rob zoekt draagvlak buiten het bedrijf, Stijn juist daarbinnen.
Stijn, in wat voor gezin ben je opgegroeid?
“Een groot gezin, we waren met vier kinderen. Veel vrijheid, er was ruimte om te doen wat we wilden.”
Als kind krijg je een blauwdruk mee van hoe je het leven zou moeten leven. Veel reizen en avonturen beleven of juist huisje-boompje-beestje. Welke blauwdruk kreeg jij mee?
“Goede vraag. Juist geen blauwdruk eigenlijk. Eerder de boodschap: je moet het zelf doen, pak de kansen als ze voorbijkomen. Dus mijn ouders gaven geen advies over welke studie ik moest doen.”
Dus als je balletdanser had willen worden…
“Dan was dat geen enkel probleem geweest. Ik heb twee broers die anders zijn dan ik. M’n ene broer heeft een theateropleiding gedaan, die is supercreatief. Ik heb zelf de pabo gedaan, ik had leraar moeten worden.”
Het huis waar Rob en Stijn me ontvangen is door de familie zelf ontworpen en gebouwd. Vanuit het tuinhuis – de “happy space” van Rob – kijk ik via een grote glaswand de keuken in. In diezelfde keuken zal Rob na het gesprek een omelet voor me bakken. Want hij houdt nu eenmaal van koken en zorgen voor zijn gasten.
Kon er veel bij jullie vroeger?
“Ja, we zijn veel met vakantie geweest, vaak naar Frankrijk. Maar vroeger woonden we in een rijtjeshuis. Er is veel veranderd,” zegt Stijn.
“Mijn vader was politieagent,” zegt Rob. “Zo ben ik begonnen. Met niks en een studieschuld. Mensen zien me nu als iemand die heel veel geld verdient. Maar vroeger was ik dat kleine tuindertje met dat rare verhaal en dat gekke product. Die eigenwijs. Een adviseur zei toen eens tegen me: Je hebt veel kennis en een goed verhaal, maar een onbekend product. Je moet zorgen dat jíj bekend wordt. Denk aan Frits Philips; als meneer Philips praat, dan praat Philips. Jij moet zorgen dat Rob Baan gelijk wordt aan Koppert Cress en Koppert Cress aan Rob Baan.”
Dus je zoekt bewust het podium.
“Ja.”
Heb je zaken ook wel eens vetter aangezet dan je ze eigenlijk voelde?
“Ja.” Rob grijnst. “Als je dingen niet dikker aanzet, dan komen ze niet door. Zo werkt lesgeven ook. Alleen het belangrijkste is dat je niet gaat liegen.”
Noem eens een voorbeeld?
“Ik heb me fel verzet tegen de ODE-heffing. De overheid besloot een fikse energiebelasting door te voeren aan het mkb en grote bedrijven juist te ontzien. Voor ons betekende dat een extra heffing van twee ton per jaar. Als je 40 miljoen per jaar omzet, dan is twee ton ODE-heffing niet zo veel. Waarom verzet ik me er dan toch zo tegen: die regeling is niet eerlijk. Dus ze komen aan m’n integriteit. En aan onze sector als geheel. In zo’n geval moet iemand het voortouw nemen en tegengas bieden. Vanuit mijn positie kan ik dat doen.”
Mij is beloofd dat ik je aan het schelden kon krijgen als ik over Vertical Farming zou beginnen. Dus: moet de hele wereld niet massaal aan de vertical farms?
“Zolang je het met één laag doet, is het goed.”
Je wilt toch minstens twintig lagen in zo’n ding?
“Waarom?”
Zodat je op nog minder oppervlakte nog meer kunt produceren… Nou kom op, maak je punt maar even.
“Ja, wat ben je nou helemaal aan het doen in zo’n vertical farm. Aan de ene kant willen we terug naar natuurlijk; als je niet organic produceert, ben je eigenlijk een hufter. En in een vertical farm ga je met een partij Philipslampen en kunstmest in water plantjes staan kiemen. En die moeten we dan lekker vinden met z’n allen.”
Qua energie snap ik je. Vertical farming is een veel grotere energieslurper dan een kas. Maar sinds de dag dat wij als mens ons land zijn gaan bewerken, is onze voeding al niet meer ‘natuurlijk’.
“Je wijst nu naar een biologisch veld hè, even voor de duidelijkheid.” Rob knikt naar de 5 hectare bloemkool naast zijn huis.
O sorry, dat zag ik er niet direct aan af. Wat ik bedoel: wij zijn als mens actief ons land gaan bewerken.
“Ho ho ho, wacht even…”
De telefoon gaat. “Sorry, die had ik uit moeten zetten.”
“Kijk, dat is het voordeel dat ik zo aan het tetteren ben. Dan zien anderen je ook als gesprekspartner. Dat zeg ik ook altijd tegen bestuurders: luister nou goed naar me, want na mij gaan er anderen komen met precies hetzelfde probleem.”
Als we verdergaan, noemt Rob het “onzin” dat de landbouw zou moeten groeien om straks 10 miljard mensen te kunnen voeden. “We maken al veel meer dan we nodig hebben. Als we 80% plantaardig en 20% vlees zouden eten, dan kunnen we wel 20 miljard mensen voeden. Vlees is hartstikke inefficiënt. Per hectare kun je 2,5 koe neerzetten om hem vet genoeg te krijgen om te slachten. Je krijgt 400 kilo vlees van een hectare, dat zijn 5000 biefstukken. Een hectare kool daarentegen levert 200.000 kilogram op. Van een hectare vlees maak je 5000 maaltijden, van een hectare kool wel 400.000 maaltijden. Die verhouding is extreem.”
Dus als Tjeerd de Groot van D66 zegt dat de veestapel gehalveerd moet worden…
“Dan zeg ik dat die veestapel nog veel verder omlaag moet, naar slechts een kwart. En dat gaat ook gebeuren. Wie eet er überhaupt nog varkensvlees? Het is het Wageningse denken van ‘steeds efficiënter’. We gaan het zo maken dat de goedkoopste inkoper nog steeds winst kan maken op het product. Daar lijdt altijd iets onder: het milieu, het dier, de boer, of de hele wereld. Het klopt niet.”
Stijn, wat ga jij nou anders doen dan Rob?
“Rob is een pionier, een ondernemer. Dat ondernemerschap moeten we zeker vasthouden. Maar we zijn als organisatie ook enorm gegroeid, dus draagvlak is ook belangrijk geworden. Rob zijn we soms nog wel eens kwijt. Hij kan de mensen buiten de organisatie goed overtuigen, ik wil ook de mensen binnen de organisatie overtuigen.”
“Ik herken mezelf erg in m’n vader. Maar ik heb er hard aan gewerkt om die rust ook te bewaren. Ik heb dezelfde drive om verandering te brengen, maar ik probeer wat minder dwingend te zijn. Ik zit ook niet in de positie om te dwingen.”
Je hebt het nu al twee keer gehad over je positie in het bedrijf. Wil je bewust niet te ver boven het maaiveld uitsteken?
“Dat niet. Maar ik denk dat het belangrijk is om rust uit te stralen. Ook al staat de tent in de fik. Want onze houding, onze energie, wordt ook door andere mensen opgepakt. Ik weet van mezelf dat ik erg toon. Als ik moe ben, vraagt men al snel: gaat het wel met je? Daar ben ik me van bewust. Zeker in zo’n roerig coronajaar, waarin mensen zich afvragen: gaan we het wel overleven? Dan is het aan mij om dat optimisme uit te dragen.”
Er gaan geruchten dat jij het bedrijf misschien over gaat nemen van je vader.
“Ik heb ambitie en drive om dingen naar m’n hand te zetten. Maar alleen het bedrijf overnemen, dat zie ik niet zo. Dit is een bedrijf voor families. Voor generaties. Dus ja, wat is overnemen?”
Rob, misschien moet ik de vraag aan jou stellen. Als je een opvolger zoekt, wordt het dan eerder je zoon, je dochter of een ander?
“We kijken natuurlijk wel wat de familie kan brengen. Hoe we de lijn kunnen doorzetten. Maar het bedrijf is straks zo groot dat het voor mij al te groot is. Dus je moet toe naar een directieteam; ik heb heel veel baat bij mijn CFO Robin [Schaap]. Je moet zo’n tent niet alleen willen runnen.”
Stijn, jullie werken veel met startups en scale-ups, onder anderen Gibbs Analytics en PATS. Jullie nemen ze onder je hoede, maar stimuleren ze vooral ook om met andere bedrijven samen te werken.
“Ja, wij zijn heel transparant. Of je nou startup bent of corporate, we doen het samen. De Amerikaanse minister van landbouw kwam naar Nederland, dan vragen wij ook Priva, PATS en andere bedrijven om met ons het verhaal te vertellen. Dat onderscheidt ons van buitenlandse ecosystemen: in Nederland heb je nooit met een solo-aanbieder te maken. Nee, je kunt rekenen op een netwerk van wel 400 partijen.”
Transparantie is mooi, maar stel dat jullie een product maken met een startup en een ander bedrijf gaat er met de winst vandoor. Dat wil je toch ook niet?
Stijn: “En dan heb je het over omzet? Ja, maar weet je, deze sector moet vooruit. Gibbs heeft ons de ogen geopend. Ze zijn ijzersterk in het versimpelen van complexe zaken als data analytics. Samen hebben we een systeem ontwikkeld waarmee je een cress kunt herkennen op Instagramfoto’s. Zij kunnen die vooruitgang brengen in de sector. Dus wij hebben Gibbs en PATS ook te pas en te onpas geïntroduceerd. Wij kunnen hen dat podium bieden en zij bieden ons weer dingen die wij niet hebben.”
Rob: “Een vriendschap is bovendien meer geld waard. Geld verdienen aan een startup vind ik eigenlijk een beetje gênant. Dat hoort niet.”
Je wordt dus geen ondernemer voor het rendement?
Rob: “Je wordt ondernemer om een mooi, eerlijk product te maken waar je medewerkers en je kleinkinderen trots op zijn. Waar je vader trots op is. En natuurlijk een beetje omdat je niet naar anderen kunt luisteren.”
De kas van Koppert Cress ademt innovatie. Zo zijn de gebruikte paarse LED-lampen “bij ons zelf ontwikkeld”; destijds was Koppert Cress eerste, inmiddels zijn de paarse LED-lampen standaard praktijk in de glastuinbouw. Ook liet Rob Baan een warmte-koude-opslag (WKO) aanleggen, waarmee warmte in de zomer afgevangen en in de winter juist weer ingezet wordt om de kas te verwarmen. En o ja, het dak ligt vol met zonnecollectoren.
“Als ik plat ben, zeg ik: pleur op met dat milieu. Maar ik kan ook proberen de carbon footprint van het vliegtuig waarin onze cressjes vervoerd worden, naar nul te krijgen. Dan is míjn carbon footprint als teler namelijk ook nul. Dat vind ik gaaf.”
Vorig jaar was je Agrarisch Ondernemer van het Jaar, dit jaar heb je door corona 19 man moeten ontslaan. Wat doet dat met je?
“Ja, dat was echt de hel. We hebben zelfs meer mensen moeten laten gaan. We waren een bedrijf van 300 man, nu nog van 150. Dat heet dan formeel geen ontslag, maar we hebben wel contracten stopgezet; losse krachten, vakantiekrachten. Ik zorg goed voor m’n mensen, dus je voelt je echt een gekooide tijger.”
Voor je vorige werkgever ben je in het buitenland op zoek gegaan naar ecosystemen als het Westland. Wat zag je?
Rob: “Ik heb het Westland op vele plekken in de wereld gezien. Allemaal clusters van bedrijven en kennis bij elkaar. En ik zag vooral mensen die ‘s avonds na het werk op een kratje bier gingen zitten en een boom opzetten over hoe ze het slimmer konden doen. De voetbalclub hier in Monster (Westland) is belangrijker voor de innovatie hier dan de Wageningen Universiteit. Daarom sponsor ik die club ook.”
Worden er ook echt zaken gedaan langs de lijn?
Stijn: “Jazeker. Daar staan teler, veredelaar en leverancier als gelijken naast elkaar. Als je fysiek werk doet, heb je hier evenveel status, en misschien nog wel meer, als iemand op kantoor. Je praat vanuit de praktijk. Wij hebben in ons bedrijf apparatuur staan die op het voetbalveld is bedacht en in elkaar gezet.”
“Het zit hem ook in de teelt,” vervolgt Stijn. “Elke dag is praktijkonderzoek. Teelt praat met je. Als er iets niet goed gaat, merk je dat direct aan je plant.”
Heeft er wel eens een cressje tegen jou gepraat?
Stijn: “Geef het ene cressje blauw licht en het andere rood licht en je ziet het verschil. Het ene remt de groei, de ander stimuleert die.”
Rob: “Rood licht geeft een hele geile groei.”
Pardon?
“Ja sorry, zo heet dat. Een geil gewas is een heel nat, flufferig gewas. Zonder ruggengraat. Te veel vocht, dus minder smaak. En blauw licht geeft juist een heel gedrongen gewas. Combineer je dat, dan krijg je een goede teelt met een niet te gestrekt gewas. En dus paars licht.”
Stijn, jij zei: wij hebben absoluut niet de ambitie om vanuit het Westland de wereld te voeden. Wij hebben juist excellente technologie. Daar moeten we de boer mee op, dat is ons exportproduct.
“Daar geloof ik heilig in. Die infrastructuur hier is heel waardevol, bijvoorbeeld voor steden. We kunnen het klimaat naar onze hand zetten.”
Zouden de energieoplossingen van hier kunnen helpen bij energietransitie in Rotterdamse haven?
Rob: “Ja, alleen is de haven een heel ander krachtenveld. In de tuinbouw is de grootste kostenpost je energie. Dat vraagstuk wil je als tuinder oplossen, daar pak je je grootste winst. Als het je taak is om energie te maken of verkopen, dan is die kostprijs veel minder relevant. Met andere woorden: een Shell heeft veel minder noodzaak om te verduurzamen. De haven is een massale vervuiler, maar ze positioneren zich nu als energy port, als grootste verdiener van Nederland. Waag het maar eens om daar aan te komen.”
Wat zou de haven van Rotterdam dan anders moeten doen?
“Nou, ze gaan nu bijvoorbeeld CO2 onder de zeebodem pompen, omdat ze die kwijt moeten. Die CO2 is voeding voor mijn planten, maar toch geven ze het niet aan de tuinbouw.”
Dan is het kennelijk te duur om het naar het Westland te vervoeren?
“Ja. Maar de leidingen liggen er al, met staatssteun.”
Maar waarom gebeurt het dan niet?
“Alle techniek is er, alleen het ontbreekt aan beleid.”
Wat moet de overheid veranderen?
Stijn: “Meer systeemdenken, ze moeten gaan denken in systemen.”
Rob: “Nee, ze moeten het systeemdenken juist loslaten! Stop eens met het lobbywerk van de multinationals.”
En geef ruim Baan aan Koppert Cress?
“Geef het mkb inderdaad eens de gelegenheid om z’n kennis te brengen. Je zult versteld staan wat er aan innovatie langskomt.”
“Kom, ik ga een eitje voor je bakken.”
Neem gerust contact met ons op!